compost
- com·post
- m/o: van Engels compost, in de betekenis van ‘meststof’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2] [3]
- v: via Middelnederlands compost van Oudfrans composte [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compost | - |
verkleinwoord |
- residu dat ontstaat na ontbinding van organisch materiaal (d.w.z. van plantaardige of dierlijke oorsprong)
- Men maakt van gft-afval compost
-
1. Een hoop compost.
-
1. Twee handen vol compost.
1. is het residu dat ontstaat na ontbinding van organisch materiaal (d.w.z. van plantaardige of dierlijke oorsprong)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compost | - |
verkleinwoord |
de compost v
- Het woord compost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "compost" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ compost op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "compost" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- via Middelengels compost en Oudfrans composte van Latijn compositus "samengeraapt"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
compost | composts |
compost
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to compost |
he/she/it | composts |
verleden tijd | composted |
voltooid deelwoord |
composted |
onvoltooid deelwoord |
composting |
gebiedende wijs | compost |
compost
- via Oudfrans composte van Latijn compositus "samengeraapt"
compost m
compost
compost