compote
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·po·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vruchtenmoes’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- afgeleid van het Oudfrans compost en het nieuw-Franse 'compôte' met het voorvoegsel com- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compote | compotes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (voeding) (fruit) vruchtenmoes, zoete moes van gekookt fruit en suiker minder stevig dan jam
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. met suiker gestoofde vruchten
Gangbaarheid
- Het woord compote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "compote" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "compote" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ compote op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be