Nederlands

 
compostering
Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pos·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord compostering composteringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de composteringv

  1. proces waarbij groenafval door micro-organismen wordt afgebroken tot compost
     Het gezelschap passeerde onder meer de Varkensmarkt, die voor de gelegenheid was omgedoopt tot Duurzaamheidsplein. Daar stond onder meer een kraam van de Stadswormerij, die wormen inzet voor de compostering van etensresten van horeca en bevolking.[1]
     In Hengelo heeft een grote brand gewoed bij afvalverwerker Twence. Daarbij is een bedrijfspand van 10.000 vierkante meter dat gebruikt werd voor compostering verloren gegaan.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Koning vond het een 'fantastisch feest' in Amersfoort” (Zaterdag 27 april 2019, 11:12), NOS
  2.   Weblink bron “Grote brand bij afvalverwerker in Hengelo” (Zondag 26 mei 2019, 02:32), NOS