cast
Niet te verwarren met: část |
- cast
- Leenwoord uit het Engels. In de betekenis van ‘bezetting van film of toneelstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1958 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cast | casts |
verkleinwoord | castje | castjes |
de cast m
- (filmkunst) de groep van acteurs die optreden in een film, toneelstuk ect , de rolverdeling
- De cast van een film zijn de mensen die vóór de camera optreden. De crew zijn de mensen die achter de schermen actief zijn.
vervoeging van |
---|
casten |
cast
- Het woord cast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cast" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cast" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Via Middelengels casten van Oudnoords kasta. Protogermaans *kastōną, verdere herkomst onbekend
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to cast |
he/she/it | casts |
verleden tijd | cast |
voltooid deelwoord |
cast |
onvoltooid deelwoord |
casting |
gebiedende wijs | cast |
cast
- overgankelijk gooien, werpen (met enige kracht)
- overgankelijk, (filmkunst) uitkiezen (v. acteurs)
- overgankelijk, (techniek) gieten
- overgankelijk uitrekenen
- overgankelijk vervormen
- onovergankelijk, (visserij) een hengel uitwerpen
- onovergankelijk, (scheepvaart) afvallen [2]
- onovergankelijk, (techniek) gietbaar zijn
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cast | casts |
cast