vervormen
- ver·vor·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervormen |
vervormde |
vervormd |
zwak -d | volledig |
vervormen
- overgankelijk de vorm van iets doen veranderen, meestal ten nadele ervan
- De slecht microfoon vervormde het geluid danig.
- ergatief het proces van vormverandering, gewoonlijk in negatieve zin
- Het geluid vervormde danig door de slechte kwaliteit van de microfoon.
1. de vorm van iets doen veranderen, meestal ten nadele ervan
- Het woord vervormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vervormen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be