crew
- crew
- Leenwoord, van het Engels crew, in de betekenis van ‘bemanning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crew | crews |
verkleinwoord | - | - |
de crew m
- bemanning van een schip of vliegtuig
- personeel bij een filmproductie
- groep medewerkers een rondreizende voorstelling opbouwen en afbreken
- Het woord crew staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "crew" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "crew" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ crew op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
crew | crews |
crew
crew m
- (spreektaal) groep, posse
- «Le weekend, Déborah s'amuse avec mon crew.»
- Het weekend amuseert Déborah zich met mijn posse. [1]
- «Le weekend, Déborah s'amuse avec mon crew.»