posse
- pos·se
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘groepje hiphoppers uit één buurt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1987 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | posse | posses |
verkleinwoord | - | - |
de posse m
- een groep door de autoriteiten (bijvoorbeeld de plaatselijke sheriff) opgeroepen en gemachtigde burgers die politietaken uitvoert
- groepje hiphoppers uit één buurt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord posse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
posse m
- (spreektaal) posse, groep, bende
- «Quand les keufs sont venus, avec le posse, j’ai couru comme un bandit.»
- Toen de smerissen kwamen heb ik met mijn posse gerend als een bandiet. [1]
- «Quand les keufs sont venus, avec le posse, j’ai couru comme un bandit.»
- pos·se
stamtijd | |||
---|---|---|---|
infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
posse | possum | potuī | - |
onregelmatig | volledig |
posse
- pos·se
enkelvoud | meervoud |
---|---|
posse | posses |
posse v