Nederlands

 
filmcrew
Uitspraak
Woordafbreking
  • film·crew
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmcrew filmcrews
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de filmcrewm

  1. groep mensen die samen een film maken; de groep mensen die achter de camera staan bij het maken van een film
     .... ik las een alinea over hun dochter Sofia van zes die rondliep op de set en tegen willekeurige leden van de filmcrew asjeblieft riep terwijl ze haar handen voor haar ogen hield, tussen haar vingers doorkeek, focuste en fotografeerde.[1]
     "Er had een onderzoek moeten komen naar wat er gebeurd is", zegt een lid van de filmcrew. "Er was niet uit te sluiten dat het nog eens zou gebeuren. Maar ze wilden alleen maar dat we doorwerkten", verwijst de persoon naar de productiemensen.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “'Baldwin hoorde dat pistool leeg was, eerder incidenten met wapens bij Rust'” (ZA 23 OKTOBER), NOS