cache
- cache
- van het Frans of Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cache | caches |
verkleinwoord | - | - |
- (informatica) tijdelijk geheugen voor snelle toegang (tot schijfgegevens), cachegeheugen
- Tijdelijke gegevens worden opgeslagen in een cache.
- Het woord cache staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cache" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: cache (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cache | caches |
cache
vervoeging van |
---|
cacher |
cache
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van cacher
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van cacher
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van cacher
vervoeging van |
---|
cachar |
cache
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cachar
- IPA: /kɛʃ/
- cache
- Leenwoord uit het Engels
cache v
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | cache | cache |
genitief | cache | cachí |
datief | cachi | cachím |
accusatief | cachi | cache |
vocatief | cache | cache |
locatief | cachi | cachích |
instrumentalis | cachí | cachemi |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.