brudulje
- bru·dul·je
- Afkomstig van het Nedersaksische woord bruddelije zn (Nederlands: wanorde, verwarring), dat van het Franse woord brouiller ww (Nederlands: door elkaar roeren, in de war brengen, verwarren) komt
- Verwant met het Duitse woord Bredouille zn
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | brudulje | bruduljen | bruduljer | bruduljene |
genitief | bruduljes | bruduljens | bruduljers | bruduljenes |
brudulje, m
- lawaai, onrust, opzien, rommel, verwarring
- ongerede, wanorde
- onduidelijkheid, misverstand, inconsistentie
- misère, miserie, moeilijkheid, ongemak, probleem, verstrikking
- «Trass i solid fleirtal for ny barnehage i Eidfjord, var det denne saka som skapte størst brudulje under sist kommune-styremøte.»
- Ondanks een stevige meerderheid voor een nieuwe kleuterschool in Eidfjord, was het deze zaak die de grootste problemen creëerde tijdens de laatste gemeenteraadsvergadering.
- «Trass i solid fleirtal for ny barnehage i Eidfjord, var det denne saka som skapte størst brudulje under sist kommune-styremøte.»
- bru·dul·je
- Afkomstig van het Nedersaksische woord bruddelije zn (Nederlands: wanorde, verwarring), dat van het Franse woord brouiller ww (Nederlands: door elkaar roeren, in de war brengen, verwarren) komt
- Verwant met het Duitse woord Bredouille zn
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | brudulje | bruduljen | bruduljar | bruduljane |
brudulje, m