• op·zien
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzien
zag op
opgezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

opzien

  1. inergatief ~ naar: in hoog aanzien hebben, van hogere status achten
    • Hij heeft altijd opgezien naar zijn oudere broer. 
  2. inergatief ~ tegen: iets met angst en vrees bekijken
    • Hij heeft ontzettend opgezien tegen die operatie. 
     En nu leek ze zo opgelucht, alsof ze dat gezegd had wat moeilijk was en waar ze tegen op had gezien.[1]
96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be