• in·con·sis·ten·tie
  • van Engels inconsistency, op te vatten als afgeleid van  inconsistent bn  met het achtervoegsel -ie, in de betekenis van "innerlijke tegenstrijdigheid" aangetroffen vanaf 1845 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord inconsistentie inconsistenties
verkleinwoord - -

de inconsistentiev

  1. gebrek aan samenhang, innerlijke tegenstrijdigheid
     Mensink: „Dat is een constante inconsistentie in veel onderzoek naar de publieke opinie. Veel mensen vinden dat er te veel vluchtelingen komen, maar voelen ook een morele plicht om vluchtelingen op te vangen. De grenzen volledig sluiten, gaat ze dan toch te ver.”[1]
     Striplezers hechten zeer aan ‘continuïteit’ en dus moest er in de stripverhalen zelf een uitleg komen voor de inconsistenties.[2]
      Hij achtte het uitlokken van een Pauselijk verbod tegen staatkundige woelingen eene groote inconsistentie van de Britsche regering, die alle tijdelijk gezag aan den stoel van Rome betwistte.[3]
  1.   Weblink bron
    Wilmer Heck
    “Europa overschat het aantal moslims fors en zegt: minder graag” (2 maart 2017) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Peter Teffer
    “Plots was Spiderman weer vrijgezel” (9 maart 2015) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron Engeland. in: Nederlandsche Staatscourant, jrg. 32 nr. 4 (4 januari 1845), Bureau der Nederlandsche Staatscourant, 's-Gravenhage, p. 4 kol. 1