• on·ge·mak
  • afgeleid van gemak met het voorvoegsel on-
enkelvoud meervoud
naamwoord ongemak ongemakken
verkleinwoord ongemakje ongemakjes

het ongemako

  1. onaangename verstoring
    • Wij verontschuldigen ons voor het ongemak dat dit veroorzaakt heeft. 
    • Een woordvoerder van de luchtvaartmaatschappij zei op zaterdag: ,,Alle passagiers kregen een diner. De passagiers die niet meer meekonden, werden voorzien van vervoer en hotelaccommodatie en zullen op de volgende beschikbare vlucht worden gezet. PIA betreurt het ongemak dat haar passagiers als gevolg van dit incident is overkomen.” [1] 
  2. (eufemisme) kwaal aan het lichaam
    • Hij heeft een paar ongemakken aan zijn lichaam. 
     Het duurde meer dan drie dagen voordat de zwelling en het ongemak over waren.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Florian van Impe 10-06-19 Vrouw opent per ongeluk nooduitgang in plaats van toilet, vlucht 7 uur vertraagd
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be