Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • brem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brem
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bremv / m

  1. (bloemplanten) Cytisus scoparius   een struikvormende soort uit de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae  ) met opvallende gele bloesem. De soort lijkt op de aanzienlijk zeldzamere gaspeldoorn, maar heeft geen doorns. De struik kan een hoogte van 2 m bereiken. De takken en twijgen zijn vijfkantig en niet behaard
    • In Bretagne komt veel brem voor. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • [1] brem op Wikidata  
  • [1] brem op "Wilde planten in Nederland en België"

Verwijzingen