• be·haard
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen behaard behaarder behaardst
verbogen behaarde behaardere behaardste
partitief behaards behaarders -

behaard

  1. bedekt met haren
    • Hij was een grote, grove vent met behaarde armen en een zware baard. 
     De volgende ochtend stapten vijf behaarde hippies en So it Goes in de camper van de Zwitserse familie. Jesus was er ook bij, een jonge hiker met lang haar, vlassige baard, sandalen en witte kleren.[3]
vervoeging van: beharen…
verbogen vorm: behaarde

behaard

  1. voltooid deelwoord van beharen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be