beharen
- be·ha·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beharen |
behaarde |
behaard |
zwak -d | volledig |
beharen [1]
- overgankelijk van haar voorzien
- Het is tijd om je strijkstok opnieuw te beharen.
- Is dit haargroeimiddel in staat die inhammen opnieuw te beharen?
- ergatief haar krijgen
- Haar snel groeiende zoontje begon op zijn borst en zijn benen te beharen.
- Het woord beharen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beharen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be