• be·haar·de

behaarde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van behaard
vervoeging van
beharen

behaarde

  1. enkelvoud verleden tijd van beharen
    • Ik behaarde. 
    • Jij behaarde. 
    • Hij, zij, het behaarde. 
  2. verbogen vorm van behaard, voltooid deelwoord van beharen