betoveren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van betoveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betoveren | te betoveren | ||||||||
toekomend | zullen betoveren | te zullen betoveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben betoverd | te hebben betoverd | ||||||||
toekomend | betoverd zullen hebben | betoverd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
betoverend | betoverd | ev. betover |
mv. verouderd betovert |
betovere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | betover | betovert | betovert | betovert | betovert | betoveren | betoveren | betoveren | |||
verleden (o.v.t.) | betoverde | betoverde | betoverde | betoverde | betoverde | betoverden | betoverden | betoverden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betoveren | zult/zal betoveren | zult/zal betoveren | zult betoveren | zal betoveren | zullen betoveren | zullen betoveren | zullen betoveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betoveren | zou betoveren | zou(dt) betoveren | zoudt betoveren | zou betoveren | zouden betoveren | zouden betoveren | zouden betoveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb betoverd | hebt betoverd | hebt/heeft betoverd | hebt betoverd | heeft betoverd | hebben betoverd | hebben betoverd | hebben betoverd | |||
verleden (v.v.t.) | had betoverd | had betoverd | had betoverd | hadt betoverd | had betoverd | hadden betoverd | hadden betoverd | hadden betoverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betoverd hebben | zal/zult betoverd hebben | zult/zal betoverd hebben | zult betoverd hebben | zal betoverd hebben | zullen betoverd hebben | zullen betoverd hebben | zullen betoverd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betoverd hebben | zou betoverd hebben | zou/zoudt betoverd hebben | zoudt betoverd hebben | zou betoverd hebben | zouden betoverd hebben | zouden betoverd hebben | zouden betoverd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm betoverd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt betoverd | er is betoverd | |||||||||
verleden | er werd betoverd | er was betoverd | |||||||||
toekomend | er zal betoverd worden | er zal betoverd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou betoverd worden | er zou betoverd zijn | |||||||||
lijdende vorm betoverd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betoverd worden | betoverd te worden | ||||||||
toekomend | betoverd zullen worden | betoverd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | betoverd zijn | betoverd te zijn | ||||||||
toekomend | betoverd zullen zijn | betoverd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word betoverd | wordt betoverd | wordt betoverd | wordt betoverd | wordt betoverd | worden betoverd | worden betoverd | worden betoverd | |||
verleden (o.v.t.) | werd betoverd | werd betoverd | werd betoverd | werdt betoverd | werd betoverd | werden betoverd | werden betoverd | werden betoverd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betoverd worden | zult betoverd worden | zult betoverd worden | zult betoverd worden | zal betoverd worden | zullen betoverd worden | zullen betoverd worden | zullen betoverd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betoverd worden | zou betoverd worden | zou/zoudt betoverd worden | zoudt betoverd worden | zou betoverd worden | zouden betoverd worden | zouden betoverd worden | zouden betoverd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben betoverd | bent betoverd | bent/is betoverd | zijt betoverd | is betoverd | zijn betoverd | zijn betoverd | zijn betoverd | |||
verleden (v.v.t.) | was betoverd | was betoverd | was betoverd | waart betoverd | was betoverd | waren betoverd | waren betoverd | waren betoverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betoverd zijn | zult betoverd zijn | zult betoverd zijn | zult betoverd zijn | zal betoverd zijn | zullen betoverd zijn | zullen betoverd zijn | zullen betoverd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betoverd zijn | zou betoverd zijn | zou/zoudt betoverd zijn | zoudt betoverd zijn | zou betoverd zijn | zouden betoverd zijn | zouden betoverd zijn | zouden betoverd zijn |