• be·to·ve·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betoveren
betoverde
betoverd
zwak -d volledig

betoveren

  1. overgankelijk, (magie) onder de invloed van een magische handeling brengen
    • De prinses werd betoverd door de lelijke heks. 
  2. overgankelijk, (figuurlijk) in hoge mate fascineren, sterk de aandacht trekken van, veel (positieve) indruk maken op
    • Ik werd betoverd door haar schoonheid. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be