bestatigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bestatigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestatigen | te bestatigen | ||||||||
toekomend | zullen bestatigen | te zullen bestatigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestatigd | te hebben bestatigd | ||||||||
toekomend | bestatigd zullen hebben | bestatigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestatigend | bestatigd | ev. bestatig |
mv. verouderd bestatigt |
bestatige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestatig | bestatigt | bestatigt | bestatigt | bestatigt | bestatigen | bestatigen | bestatigen | |||
verleden (o.v.t.) | bestatigde | bestatigde | bestatigde | bestatigde | bestatigde | bestatigden | bestatigden | bestatigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestatigen | zult/zal bestatigen | zult/zal bestatigen | zult bestatigen | zal bestatigen | zullen bestatigen | zullen bestatigen | zullen bestatigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestatigen | zou bestatigen | zou(dt) bestatigen | zoudt bestatigen | zou bestatigen | zouden bestatigen | zouden bestatigen | zouden bestatigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestatigd | hebt bestatigd | hebt/heeft bestatigd | hebt bestatigd | heeft bestatigd | hebben bestatigd | hebben bestatigd | hebben bestatigd | |||
verleden (v.v.t.) | had bestatigd | had bestatigd | had bestatigd | hadt bestatigd | had bestatigd | hadden bestatigd | hadden bestatigd | hadden bestatigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestatigd hebben | zal/zult bestatigd hebben | zult/zal bestatigd hebben | zult bestatigd hebben | zal bestatigd hebben | zullen bestatigd hebben | zullen bestatigd hebben | zullen bestatigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestatigd hebben | zou bestatigd hebben | zou/zoudt bestatigd hebben | zoudt bestatigd hebben | zou bestatigd hebben | zouden bestatigd hebben | zouden bestatigd hebben | zouden bestatigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestatigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestatigd | er is bestatigd | |||||||||
verleden | er werd bestatigd | er was bestatigd | |||||||||
toekomend | er zal bestatigd worden | er zal bestatigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestatigd worden | er zou bestatigd zijn | |||||||||
lijdende vorm bestatigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestatigd worden | bestatigd te worden | ||||||||
toekomend | bestatigd zullen worden | bestatigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestatigd zijn | bestatigd te zijn | ||||||||
toekomend | bestatigd zullen zijn | bestatigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestatigd | wordt bestatigd | wordt bestatigd | wordt bestatigd | wordt bestatigd | worden bestatigd | worden bestatigd | worden bestatigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestatigd | werd bestatigd | werd bestatigd | werdt bestatigd | werd bestatigd | werden bestatigd | werden bestatigd | werden bestatigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestatigd worden | zult bestatigd worden | zult bestatigd worden | zult bestatigd worden | zal bestatigd worden | zullen bestatigd worden | zullen bestatigd worden | zullen bestatigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestatigd worden | zou bestatigd worden | zou/zoudt bestatigd worden | zoudt bestatigd worden | zou bestatigd worden | zouden bestatigd worden | zouden bestatigd worden | zouden bestatigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestatigd | bent bestatigd | bent/is bestatigd | zijt bestatigd | is bestatigd | zijn bestatigd | zijn bestatigd | zijn bestatigd | |||
verleden (v.v.t.) | was bestatigd | was bestatigd | was bestatigd | waart bestatigd | was bestatigd | waren bestatigd | waren bestatigd | waren bestatigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestatigd zijn | zult bestatigd zijn | zult bestatigd zijn | zult bestatigd zijn | zal bestatigd zijn | zullen bestatigd zijn | zullen bestatigd zijn | zullen bestatigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestatigd zijn | zou bestatigd zijn | zou/zoudt bestatigd zijn | zoudt bestatigd zijn | zou bestatigd zijn | zouden bestatigd zijn | zouden bestatigd zijn | zouden bestatigd zijn |