Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·sta·tigt

Werkwoord

vervoeging van
bestatigen

bestatigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestatigen
    • Jij bestatigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestatigen
    • Hij bestatigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bestatigen
    • Bestatigt! 

Gangbaarheid