• be·sta·tig
vervoeging van
bestatigen

bestatig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestatigen
    • Ik bestatig. 
  2. gebiedende wijs van bestatigen
    • Bestatig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestatigen
    • Bestatig je?