berispen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van berispen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | berispen | te berispen | ||||||||
toekomend | zullen berispen | te zullen berispen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben berispt | te hebben berispt | ||||||||
toekomend | berispt zullen hebben | berispt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
berispend | berispt | ev. berisp |
mv. verouderd berispt |
berispe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | berisp | berispt | berispt | berispt | berispt | berispen | berispen | berispen | |||
verleden (o.v.t.) | berispte | berispte | berispte | berispte | berispte | berispten | berispten | berispten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal berispen | zult/zal berispen | zult/zal berispen | zult berispen | zal berispen | zullen berispen | zullen berispen | zullen berispen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou berispen | zou berispen | zou(dt) berispen | zoudt berispen | zou berispen | zouden berispen | zouden berispen | zouden berispen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb berispt | hebt berispt | hebt/heeft berispt | hebt berispt | heeft berispt | hebben berispt | hebben berispt | hebben berispt | |||
verleden (v.v.t.) | had berispt | had berispt | had berispt | hadt berispt | had berispt | hadden berispt | hadden berispt | hadden berispt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal berispt hebben | zal/zult berispt hebben | zult/zal berispt hebben | zult berispt hebben | zal berispt hebben | zullen berispt hebben | zullen berispt hebben | zullen berispt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou berispt hebben | zou berispt hebben | zou/zoudt berispt hebben | zoudt berispt hebben | zou berispt hebben | zouden berispt hebben | zouden berispt hebben | zouden berispt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm berispt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt berispt | er is berispt | |||||||||
verleden | er werd berispt | er was berispt | |||||||||
toekomend | er zal berispt worden | er zal berispt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou berispt worden | er zou berispt zijn | |||||||||
lijdende vorm berispt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | berispt worden | berispt te worden | ||||||||
toekomend | berispt zullen worden | berispt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | berispt zijn | berispt te zijn | ||||||||
toekomend | berispt zullen zijn | berispt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word berispt | wordt berispt | wordt berispt | wordt berispt | wordt berispt | worden berispt | worden berispt | worden berispt | |||
verleden (o.v.t.) | werd berispt | werd berispt | werd berispt | werdt berispt | werd berispt | werden berispt | werden berispt | werden berispt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal berispt worden | zult berispt worden | zult berispt worden | zult berispt worden | zal berispt worden | zullen berispt worden | zullen berispt worden | zullen berispt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou berispt worden | zou berispt worden | zou/zoudt berispt worden | zoudt berispt worden | zou berispt worden | zouden berispt worden | zouden berispt worden | zouden berispt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben berispt | bent berispt | bent/is berispt | zijt berispt | is berispt | zijn berispt | zijn berispt | zijn berispt | |||
verleden (v.v.t.) | was berispt | was berispt | was berispt | waart berispt | was berispt | waren berispt | waren berispt | waren berispt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal berispt zijn | zult berispt zijn | zult berispt zijn | zult berispt zijn | zal berispt zijn | zullen berispt zijn | zullen berispt zijn | zullen berispt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou berispt zijn | zou berispt zijn | zou/zoudt berispt zijn | zoudt berispt zijn | zou berispt zijn | zouden berispt zijn | zouden berispt zijn | zouden berispt zijn |