Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·risp·te

Werkwoord

vervoeging van
berispen

berispte

  1. enkelvoud verleden tijd van berispen
    • Ik berispte. 
    • Jij berispte. 
    • Hij, zij, het berispte. 
  2. verbogen vorm van berispt, voltooid deelwoord van berispen