Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·men·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bemensing bemensingen
verkleinwoord bemensinkje bemensinkjes

Zelfstandig naamwoord

de bemensingv

  1. de personen die het benodigde werk aan boord van een schip of vliegtuig verrichten
    • Op een passagiersschip zijn de bemensing en de passagiers strikt gescheiden. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be