belichten
- Geluid: belichten (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈlɪxtə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bə.ˈlɪχ.tə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈlɪx.tə(n)/
- (Limburg): /bə.ˈlɪx.tə(n)/
- be·lich·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
belichten |
belichtte |
belicht |
zwak -t | volledig |
belichten
- overgankelijk licht schijnen op iets
- Ze moesten de gevel belichten om hun werk te kunnen doen.
- overgankelijk, (figuurlijk) van een bepaalde kant bekijken, toelichten, uitleggen
- We moeten die zaak ook eens belichten vanuit het perspectief van de dader.
- ▸ De bedoeling van dit boek is hierbij behulpzaam te zijn. In de vele lees- en voorleesverhalen en de korte documentaties wordt iets van de oorsprong en de viering van onze jaarfeesten belicht.[1]
- ▸ In plaats van de zaken vanuit haar perspectief te zien, belichtte haar zus voornamelijk ‘de andere kant van het gelijk’, zoals zij het gekscherend noemde.[2]
- overgankelijk, (fotografie) een bepaalde tijd licht laten vallen op de film om deze op te nemen
- Deze foto is te lang belicht.
1. licht schijnen op iets
3. een bepaalde tijd licht laten vallen op de film om deze op te nemen
- Het woord belichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belichten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be