bekrachtigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bekrachtigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekrachtigen | te bekrachtigen | ||||||||
toekomend | zullen bekrachtigen | te zullen bekrachtigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bekrachtigd | te hebben bekrachtigd | ||||||||
toekomend | bekrachtigd zullen hebben | bekrachtigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bekrachtigend | bekrachtigd | ev. bekrachtig |
mv. verouderd bekrachtigt |
bekrachtige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bekrachtig | bekrachtigt | bekrachtigt | bekrachtigt | bekrachtigt | bekrachtigen | bekrachtigen | bekrachtigen | |||
verleden (o.v.t.) | bekrachtigde | bekrachtigde | bekrachtigde | bekrachtigde | bekrachtigde | bekrachtigden | bekrachtigden | bekrachtigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekrachtigen | zult/zal bekrachtigen | zult/zal bekrachtigen | zult bekrachtigen | zal bekrachtigen | zullen bekrachtigen | zullen bekrachtigen | zullen bekrachtigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekrachtigen | zou bekrachtigen | zou(dt) bekrachtigen | zoudt bekrachtigen | zou bekrachtigen | zouden bekrachtigen | zouden bekrachtigen | zouden bekrachtigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bekrachtigd | hebt bekrachtigd | hebt/heeft bekrachtigd | hebt bekrachtigd | heeft bekrachtigd | hebben bekrachtigd | hebben bekrachtigd | hebben bekrachtigd | |||
verleden (v.v.t.) | had bekrachtigd | had bekrachtigd | had bekrachtigd | hadt bekrachtigd | had bekrachtigd | hadden bekrachtigd | hadden bekrachtigd | hadden bekrachtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekrachtigd hebben | zal/zult bekrachtigd hebben | zult/zal bekrachtigd hebben | zult bekrachtigd hebben | zal bekrachtigd hebben | zullen bekrachtigd hebben | zullen bekrachtigd hebben | zullen bekrachtigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekrachtigd hebben | zou bekrachtigd hebben | zou/zoudt bekrachtigd hebben | zoudt bekrachtigd hebben | zou bekrachtigd hebben | zouden bekrachtigd hebben | zouden bekrachtigd hebben | zouden bekrachtigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bekrachtigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bekrachtigd | er is bekrachtigd | |||||||||
verleden | er werd bekrachtigd | er was bekrachtigd | |||||||||
toekomend | er zal bekrachtigd worden | er zal bekrachtigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bekrachtigd worden | er zou bekrachtigd zijn | |||||||||
lijdende vorm bekrachtigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekrachtigd worden | bekrachtigd te worden | ||||||||
toekomend | bekrachtigd zullen worden | bekrachtigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bekrachtigd zijn | bekrachtigd te zijn | ||||||||
toekomend | bekrachtigd zullen zijn | bekrachtigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bekrachtigd | wordt bekrachtigd | wordt bekrachtigd | wordt bekrachtigd | wordt bekrachtigd | worden bekrachtigd | worden bekrachtigd | worden bekrachtigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bekrachtigd | werd bekrachtigd | werd bekrachtigd | werdt bekrachtigd | werd bekrachtigd | werden bekrachtigd | werden bekrachtigd | werden bekrachtigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekrachtigd worden | zult bekrachtigd worden | zult bekrachtigd worden | zult bekrachtigd worden | zal bekrachtigd worden | zullen bekrachtigd worden | zullen bekrachtigd worden | zullen bekrachtigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekrachtigd worden | zou bekrachtigd worden | zou/zoudt bekrachtigd worden | zoudt bekrachtigd worden | zou bekrachtigd worden | zouden bekrachtigd worden | zouden bekrachtigd worden | zouden bekrachtigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bekrachtigd | bent bekrachtigd | bent/is bekrachtigd | zijt bekrachtigd | is bekrachtigd | zijn bekrachtigd | zijn bekrachtigd | zijn bekrachtigd | |||
verleden (v.v.t.) | was bekrachtigd | was bekrachtigd | was bekrachtigd | waart bekrachtigd | was bekrachtigd | waren bekrachtigd | waren bekrachtigd | waren bekrachtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekrachtigd zijn | zult bekrachtigd zijn | zult bekrachtigd zijn | zult bekrachtigd zijn | zal bekrachtigd zijn | zullen bekrachtigd zijn | zullen bekrachtigd zijn | zullen bekrachtigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekrachtigd zijn | zou bekrachtigd zijn | zou/zoudt bekrachtigd zijn | zoudt bekrachtigd zijn | zou bekrachtigd zijn | zouden bekrachtigd zijn | zouden bekrachtigd zijn | zouden bekrachtigd zijn |