begenadigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van begenadigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begenadigen | te begenadigen | ||||||||
toekomend | zullen begenadigen | te zullen begenadigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben begenadigd | te hebben begenadigd | ||||||||
toekomend | begenadigd zullen hebben | begenadigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
begenadigend | begenadigd | ev. begenadig |
mv. verouderd begenadigt |
begenadige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | begenadig | begenadigt | begenadigt | begenadigt | begenadigt | begenadigen | begenadigen | begenadigen | |||
verleden (o.v.t.) | begenadigde | begenadigde | begenadigde | begenadigde | begenadigde | begenadigden | begenadigden | begenadigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begenadigen | zult/zal begenadigen | zult/zal begenadigen | zult begenadigen | zal begenadigen | zullen begenadigen | zullen begenadigen | zullen begenadigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begenadigen | zou begenadigen | zou(dt) begenadigen | zoudt begenadigen | zou begenadigen | zouden begenadigen | zouden begenadigen | zouden begenadigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb begenadigd | hebt begenadigd | hebt/heeft begenadigd | hebt begenadigd | heeft begenadigd | hebben begenadigd | hebben begenadigd | hebben begenadigd | |||
verleden (v.v.t.) | had begenadigd | had begenadigd | had begenadigd | hadt begenadigd | had begenadigd | hadden begenadigd | hadden begenadigd | hadden begenadigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begenadigd hebben | zal/zult begenadigd hebben | zult/zal begenadigd hebben | zult begenadigd hebben | zal begenadigd hebben | zullen begenadigd hebben | zullen begenadigd hebben | zullen begenadigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begenadigd hebben | zou begenadigd hebben | zou/zoudt begenadigd hebben | zoudt begenadigd hebben | zou begenadigd hebben | zouden begenadigd hebben | zouden begenadigd hebben | zouden begenadigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm begenadigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt begenadigd | er is begenadigd | |||||||||
verleden | er werd begenadigd | er was begenadigd | |||||||||
toekomend | er zal begenadigd worden | er zal begenadigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou begenadigd worden | er zou begenadigd zijn | |||||||||
lijdende vorm begenadigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begenadigd worden | begenadigd te worden | ||||||||
toekomend | begenadigd zullen worden | begenadigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | begenadigd zijn | begenadigd te zijn | ||||||||
toekomend | begenadigd zullen zijn | begenadigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word begenadigd | wordt begenadigd | wordt begenadigd | wordt begenadigd | wordt begenadigd | worden begenadigd | worden begenadigd | worden begenadigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd begenadigd | werd begenadigd | werd begenadigd | werdt begenadigd | werd begenadigd | werden begenadigd | werden begenadigd | werden begenadigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begenadigd worden | zult begenadigd worden | zult begenadigd worden | zult begenadigd worden | zal begenadigd worden | zullen begenadigd worden | zullen begenadigd worden | zullen begenadigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begenadigd worden | zou begenadigd worden | zou/zoudt begenadigd worden | zoudt begenadigd worden | zou begenadigd worden | zouden begenadigd worden | zouden begenadigd worden | zouden begenadigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben begenadigd | bent begenadigd | bent/is begenadigd | zijt begenadigd | is begenadigd | zijn begenadigd | zijn begenadigd | zijn begenadigd | |||
verleden (v.v.t.) | was begenadigd | was begenadigd | was begenadigd | waart begenadigd | was begenadigd | waren begenadigd | waren begenadigd | waren begenadigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begenadigd zijn | zult begenadigd zijn | zult begenadigd zijn | zult begenadigd zijn | zal begenadigd zijn | zullen begenadigd zijn | zullen begenadigd zijn | zullen begenadigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begenadigd zijn | zou begenadigd zijn | zou/zoudt begenadigd zijn | zoudt begenadigd zijn | zou begenadigd zijn | zouden begenadigd zijn | zouden begenadigd zijn | zouden begenadigd zijn |