• avond·maal
enkelvoud meervoud
naamwoord avondmaal avondmalen
verkleinwoord avondmaaltje [1] avondmaaltjes [1]

het avondmaalo

  1. de maaltijd die men 's avonds nuttigt
    • Wij eten 's-avonds zo lekker en uitgebreid dat we het avondmaal steevast een diner noemen. 
     Het was weer eens een lange, hete dag en ik stopte pas toen ik in een diepe kloof bij een kleine poel met stilstaand groen water aankwam waar het stikte van de muggen. Ik filterde zo snel mogelijk een liter water voor mijn avondmaal en zocht een wat hogerop gelegen plek in de hoop daar wat minder last van de insecten te hebben.[2]
  2. (religie) de rituele viering van het laatste avondmaal dat Jesus met zijn leerlingen nuttigde voor zijn terechtstelling aan het kruis
    • In protestantse kerken wordt niet iedere zondag avondmaal gevierd. 
vervoeging van
avondmalen

avondmaal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avondmalen
    • Ik avondmaal. 
  2. gebiedende wijs van avondmalen
    • Avondmaal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avondmalen
    • Avondmaal je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. avondmaal op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be