autisme
- Geluid: autisme (hulp, bestand)
- IPA: / ɑuˈtɪsmə / (3 lettergrepen)
- (Nederland) ʌuˈtɪsmə
- (Vlaanderen) ʌˈtɪsmə
- au·tis·me
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘op zichzelf gericht zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1919 [1]
- Afgeleid van het Griekse αυτός (zelf) met het achtervoegsel -isme.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autisme | autismen, autismes |
verkleinwoord | - | - |
het autisme o
- (psychologie) een ontwikkelingsstoornis in de hersenen, zich bij personen uitend in een moeilijk contact maken met de omgeving
1. ontwikkelingsstoornis
- Het woord autisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autisme" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "autisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
autisme | l'autisme | autismes | les autismes |
autisme m