Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ge·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omgeving omgevingen
verkleinwoord omgevinkje omgevinkjes

Zelfstandig naamwoord

de omgevingv

  1. de nabijheid
    • Wij bevinden ons in de omgeving van Amstelveen. 
    • Tot nu toe werd de invloed van zwarte gaten alleen indirect gezien: door de straling die ze uitstoten wanneer ze te rommelig het materiaal in hun omgeving verorberen. [3] 
     Ondanks de prachtige omgeving keek ik bij elk geluid toch wat schichtig achterom.[4]
  2. een personenkring waarin iemand zich bevindt
    • Ik bevind me in een vertrouwde omgeving. 
    • Ook voerde ze aan dat kinderen hersenschade oplopen als ze uit hun omgeving worden weggehaald, zo bleek eerder uit onderzoek door deskundigen. [5] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen