Stadtarchiv in Hall in Tirol, (stadsarchief in Hall in Tirol op Wikipedia (nl)) door Eduard von Grützner

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·chief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verzameling van geschreven stukken’ voor het eerst aangetroffen in 1462 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord archief archieven
verkleinwoord archiefje archiefjes

Zelfstandig naamwoord

het archiefo

  1. plaats waar (meestal oude) documenten opgeslagen en verzameld worden
    • In het Nationaal Archief in Den-Haag wordt veel geschiedkundig onderzoek gedaan. 
     Hier waren Max en Dennis officieel gestorven. Wat automatisch inhield dat hier bepaalde documenten lagen. Bij de administratie of ergens in een archief, dat was haar om het even.[3]
  2. verzameling documenten die zijn gemaakt en/of ontvangen door een persoon of organisatie
    • Een huisarts moet zijn patiëntenarchief goed bijhouden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen