Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·chief·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord archiefkast archiefkasten
verkleinwoord archiefkastje archiefkastjes

Zelfstandig naamwoord

de archiefkastv / m

  1. een kast waarin archiefstukken opgeborgen worden
    • Wij zijn gespecialiseerd in het maken en verkopen van archiefkasten. 
     Voor de ramen hing gesloten luxaflex, tegen de rechterwand stond een grijze archiefkast en op de vloer lag een bordeauxrood tapijt.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen