• aqua·rel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schilderij in waterverf’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aquarel aquarellen
verkleinwoord aquarelletje aquarelletjes

de aquarelv / m

  1. (schilderkunst) verf op waterbasis
    • Op de kleuterschool wordt veel gewerkt met aquarel. 
  2. (schilderkunst) schildertechniek die gebruikmaakt van 1)
    • Turner was een beroemde aquarel schilder 
  3. (schilderkunst) schilderij, meest op daartoe vervaardigd papier, gemaakt met 2) en 1)
    • Turner heeft veel aquarellen gemaakt. 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]