afvoeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afvoeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afvoeren | af te voeren | ||||||||
toekomend | zullen afvoeren af zullen voeren |
te zullen afvoeren af te zullen voeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgevoerd | te hebben afgevoerd | ||||||||
toekomend | afgevoerd zullen hebben | afgevoerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afvoerend | afgevoerd | ev. voer af |
mv. verouderd voert af |
voere af (bijzin) afvoere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voer af | voert af | voert af | voert af | voert af | voeren af | voeren af | voeren af | |||
verleden (o.v.t.) | voerde af | voerde af | voerde af | voerde af | voerde af | voerden af | voerden af | voerden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afvoeren | zult/zal afvoeren | zult/zal afvoeren | zult afvoeren | zal afvoeren | zullen afvoeren | zullen afvoeren | zullen afvoeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afvoeren | zou afvoeren | zou(dt) afvoeren | zoudt afvoeren | zou afvoeren | zouden afvoeren | zouden afvoeren | zouden afvoeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afvoer | afvoert | afvoert | afvoert | afvoert | afvoeren | afvoeren | afvoeren | |||
verleden (o.v.t.) | afvoerde | afvoerde | afvoerde | afvoerde | afvoerde | afvoerden | afvoerden | afvoerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afvoeren af zal voeren |
zult/zal afvoeren af zult/zal voeren |
zult/zal afvoeren af zult/zal voeren |
zult afvoeren af zult voeren |
zal afvoeren af zal voeren |
zullen afvoeren af zullen voeren |
zullen afvoeren af zullen voeren |
zullen afvoeren af zullen voeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afvoeren af zou voeren |
zou afvoeren af zou voeren |
zou(dt) afvoeren af zou(dt) voeren |
zoudt afvoeren af zoudt voeren |
zou afvoeren af zou voeren |
zouden afvoeren af zouden voeren |
zouden afvoeren af zouden voeren |
zouden afvoeren af zouden voeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgevoerd | hebt afgevoerd | hebt/heeft afgevoerd | hebt afgevoerd | heeft afgevoerd | hebben afgevoerd | hebben afgevoerd | hebben afgevoerd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgevoerd | had afgevoerd | had afgevoerd | hadt afgevoerd | had afgevoerd | hadden afgevoerd | hadden afgevoerd | hadden afgevoerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgevoerd hebben | zal/zult afgevoerd hebben | zult/zal afgevoerd hebben | zult afgevoerd hebben | zal afgevoerd hebben | zullen afgevoerd hebben | zullen afgevoerd hebben | zullen afgevoerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgevoerd hebben | zou afgevoerd hebben | zou/zoudt afgevoerd hebben | zoudt afgevoerd hebben | zou afgevoerd hebben | zouden afgevoerd hebben | zouden afgevoerd hebben | zouden afgevoerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgevoerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgevoerd | er is afgevoerd | |||||||||
verleden | er werd afgevoerd | er was afgevoerd | |||||||||
toekomend | er zal afgevoerd worden | er zal afgevoerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgevoerd worden | er zou afgevoerd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgevoerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgevoerd worden | afgevoerd te worden | ||||||||
toekomend | afgevoerd zullen worden | afgevoerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgevoerd zijn | afgevoerd te zijn | ||||||||
toekomend | afgevoerd zullen zijn | afgevoerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgevoerd | wordt afgevoerd | wordt afgevoerd | wordt afgevoerd | wordt afgevoerd | worden afgevoerd | worden afgevoerd | worden afgevoerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgevoerd | werd afgevoerd | werd afgevoerd | werdt afgevoerd | werd afgevoerd | werden afgevoerd | werden afgevoerd | werden afgevoerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgevoerd worden | zult afgevoerd worden | zult afgevoerd worden | zult afgevoerd worden | zal afgevoerd worden | zullen afgevoerd worden | zullen afgevoerd worden | zullen afgevoerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgevoerd worden | zou afgevoerd worden | zou/zoudt afgevoerd worden | zoudt afgevoerd worden | zou afgevoerd worden | zouden afgevoerd worden | zouden afgevoerd worden | zouden afgevoerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgevoerd | bent afgevoerd | bent/is afgevoerd | zijt afgevoerd | is afgevoerd | zijn afgevoerd | zijn afgevoerd | zijn afgevoerd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgevoerd | was afgevoerd | was afgevoerd | waart afgevoerd | was afgevoerd | waren afgevoerd | waren afgevoerd | waren afgevoerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgevoerd zijn | zult afgevoerd zijn | zult afgevoerd zijn | zult afgevoerd zijn | zal afgevoerd zijn | zullen afgevoerd zijn | zullen afgevoerd zijn | zullen afgevoerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgevoerd zijn | zou afgevoerd zijn | zou/zoudt afgevoerd zijn | zoudt afgevoerd zijn | zou afgevoerd zijn | zouden afgevoerd zijn | zouden afgevoerd zijn | zouden afgevoerd zijn |