afvoert
- af·voert
vervoeging van |
---|
afvoeren |
afvoert
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvoeren
- ... dat jij afvoert.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvoeren
- ... dat hij afvoert.
- ▸ Omdat de rivier zoveel water van landbouwgebied afvoert stonden er ook gewassen: overal groeiden tomaten- en sojaplantjes, goed bemest door al het rioolwater.[1]
- Het woord afvoert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652