aftimmeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aftimmeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aftimmeren | af te timmeren | ||||||||
toekomend | zullen aftimmeren af zullen timmeren |
te zullen aftimmeren af te zullen timmeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgetimmerd | te hebben afgetimmerd | ||||||||
toekomend | afgetimmerd zullen hebben | afgetimmerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aftimmerend | afgetimmerd | ev. timmer af |
mv. verouderd timmert af |
timmere af (bijzin) aftimmere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | timmer af | timmert af | timmert af | timmert af | timmert af | timmeren af | timmeren af | timmeren af | |||
verleden (o.v.t.) | timmerde af | timmerde af | timmerde af | timmerde af | timmerde af | timmerden af | timmerden af | timmerden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aftimmeren | zult/zal aftimmeren | zult/zal aftimmeren | zult aftimmeren | zal aftimmeren | zullen aftimmeren | zullen aftimmeren | zullen aftimmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aftimmeren | zou aftimmeren | zou(dt) aftimmeren | zoudt aftimmeren | zou aftimmeren | zouden aftimmeren | zouden aftimmeren | zouden aftimmeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aftimmer | aftimmert | aftimmert | aftimmert | aftimmert | aftimmeren | aftimmeren | aftimmeren | |||
verleden (o.v.t.) | aftimmerde | aftimmerde | aftimmerde | aftimmerde | aftimmerde | aftimmerden | aftimmerden | aftimmerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aftimmeren af zal timmeren |
zult/zal aftimmeren af zult/zal timmeren |
zult/zal aftimmeren af zult/zal timmeren |
zult aftimmeren af zult timmeren |
zal aftimmeren af zal timmeren |
zullen aftimmeren af zullen timmeren |
zullen aftimmeren af zullen timmeren |
zullen aftimmeren af zullen timmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aftimmeren af zou timmeren |
zou aftimmeren af zou timmeren |
zou(dt) aftimmeren af zou(dt) timmeren |
zoudt aftimmeren af zoudt timmeren |
zou aftimmeren af zou timmeren |
zouden aftimmeren af zouden timmeren |
zouden aftimmeren af zouden timmeren |
zouden aftimmeren af zouden timmeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgetimmerd | hebt afgetimmerd | hebt/heeft afgetimmerd | hebt afgetimmerd | heeft afgetimmerd | hebben afgetimmerd | hebben afgetimmerd | hebben afgetimmerd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgetimmerd | had afgetimmerd | had afgetimmerd | hadt afgetimmerd | had afgetimmerd | hadden afgetimmerd | hadden afgetimmerd | hadden afgetimmerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgetimmerd hebben | zal/zult afgetimmerd hebben | zult/zal afgetimmerd hebben | zult afgetimmerd hebben | zal afgetimmerd hebben | zullen afgetimmerd hebben | zullen afgetimmerd hebben | zullen afgetimmerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgetimmerd hebben | zou afgetimmerd hebben | zou/zoudt afgetimmerd hebben | zoudt afgetimmerd hebben | zou afgetimmerd hebben | zouden afgetimmerd hebben | zouden afgetimmerd hebben | zouden afgetimmerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgetimmerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgetimmerd | er is afgetimmerd | |||||||||
verleden | er werd afgetimmerd | er was afgetimmerd | |||||||||
toekomend | er zal afgetimmerd worden | er zal afgetimmerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgetimmerd worden | er zou afgetimmerd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgetimmerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgetimmerd worden | afgetimmerd te worden | ||||||||
toekomend | afgetimmerd zullen worden | afgetimmerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgetimmerd zijn | afgetimmerd te zijn | ||||||||
toekomend | afgetimmerd zullen zijn | afgetimmerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgetimmerd | wordt afgetimmerd | wordt afgetimmerd | wordt afgetimmerd | wordt afgetimmerd | worden afgetimmerd | worden afgetimmerd | worden afgetimmerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgetimmerd | werd afgetimmerd | werd afgetimmerd | werdt afgetimmerd | werd afgetimmerd | werden afgetimmerd | werden afgetimmerd | werden afgetimmerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgetimmerd worden | zult afgetimmerd worden | zult afgetimmerd worden | zult afgetimmerd worden | zal afgetimmerd worden | zullen afgetimmerd worden | zullen afgetimmerd worden | zullen afgetimmerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgetimmerd worden | zou afgetimmerd worden | zou/zoudt afgetimmerd worden | zoudt afgetimmerd worden | zou afgetimmerd worden | zouden afgetimmerd worden | zouden afgetimmerd worden | zouden afgetimmerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgetimmerd | bent afgetimmerd | bent/is afgetimmerd | zijt afgetimmerd | is afgetimmerd | zijn afgetimmerd | zijn afgetimmerd | zijn afgetimmerd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgetimmerd | was afgetimmerd | was afgetimmerd | waart afgetimmerd | was afgetimmerd | waren afgetimmerd | waren afgetimmerd | waren afgetimmerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgetimmerd zijn | zult afgetimmerd zijn | zult afgetimmerd zijn | zult afgetimmerd zijn | zal afgetimmerd zijn | zullen afgetimmerd zijn | zullen afgetimmerd zijn | zullen afgetimmerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgetimmerd zijn | zou afgetimmerd zijn | zou/zoudt afgetimmerd zijn | zoudt afgetimmerd zijn | zou afgetimmerd zijn | zouden afgetimmerd zijn | zouden afgetimmerd zijn | zouden afgetimmerd zijn |