timmerden af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tim·mer·den af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aftimmeren |
timmerden (...) af
- meervoud verleden tijd van aftimmeren
- Wij timmerden af.
- Jullie timmerden af.
- Zij timmerden af.
- Wij timmerden af.
Gangbaarheid
- Het woord timmerden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.