naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
afschaffenafgeschaft
afschaffing
  • af·schaf·fen

afschaffen

  1. overgankelijk tot een einde brengen
    • Nadat de subsidie voor computers voor werknemers was afgeschaft, werden er ineens veel minder computers verkocht. 
    • De rookpauze is in dit bedrijf vorig jaar afgeschaft. 
     Zodra de oorlog voorbij was zouden ze deze beperking van het recht van de huisbazen uiteraard afschaffen.[1]
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be