schaffen
- schaf·fen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot stand brengen, bezorgen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schaffen |
schafte |
geschaft |
zwak -t | volledig |
schaffen
- overgankelijk (verouderd) beschikbaar maken
- Wat schaft de pot?
- 't Verkwiklijk veldgroen schafte altijd
Een overheilzaam rusttapijt;
....
Voor die zich in zijn schaduw bogen.[3]
- eten wat de pot schaft
zonder dat men kan kiezen, eten wat er gekookt is
- • Zittend op een steen aten we wat de pot schafte. [4]
- Het woord schaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaffen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schaffen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schaffen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "De Gouden Eeuw" in Kleine dichterlijk handschriften
Pieter Johannes Uylenbroek
Uitegeven Schalekamp en Van de Grampel, 1823 - ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- schaf·fen
schaffen