Nederlands

 
rookpauze
Uitspraak
Woordafbreking
  • rook·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rookpauze rookpauzes
rookpauzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rookpauzev / m

  1. korte pauze tijdens het werk waarin men kan roken
    • Er was weliswaar een ‘gezondheidsprogramma’, maar dat hield volgens de eisers niet meer in dan het advies af en toe een rookpauze te nemen of een wandeling te maken.[1] 
    • De Amerikaanse autoriteiten zijn een onderzoek gestart naar de doodsoorzaak van een Amerikaanse man (35), die dit weekend overleed tijdens een 24 uur lange gamemarathon voor het goed doel. De gamer uit Virginia, die de hele sessie via internet streamde, stond vlak voor het einde op voor een korte rookpauze. Hij kwam niet meer terug. [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Standaard WOENSDAG 11 OKTOBER 2017
  2. Tubantia 24-februari-2017