• lunch·pau·ze
enkelvoud meervoud
naamwoord lunchpauze lunchpauzes
lunchpauzen
verkleinwoord lunchpauzetje lunchpauzetjes

de lunchpauzev / m

  1. (voeding) pauze halverwege de dag waarin men geacht wordt te gaan lunchen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]