adventskalender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ad·vents·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van advent en kalender met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adventskalender | adventskalenders |
verkleinwoord | adventskalendertje | adventskalendertjes |
Zelfstandig naamwoord
de adventskalender m
- (kerst) (religie) de kalender bestaat vaak uit een platte kartonnen doos waarin 24 genummerde vakjes zijn aangebracht, elk nummer staat voor een datum van 1 tot 24 december, elke avond mag in de adventstijd een vakje met de juiste datum geopend worden en het daarin gevonden snoepje is dan van jou
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de kalender bestaat vaak uit een platte kartonnen doos waarin 24 genummerde vakjes zijn aangebracht, elk nummer staat voor een datum van 1 tot 24 december, elke avond mag in de adventstijd een vakje met de juiste datum geopend worden en het daarin gevonden snoepje is dan van jou
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord adventskalender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- ad·vents·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden advent en kalender met het voorvoegsel ad- en met het invoegsel -s-
- Ontleend aan het Duitse zelfstandige naamwoord Adventskalender
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
Zelfstandig naamwoord
adventskalender, g
- adventskalender
- een reeks programma's, artikelen, enz., die wekelijks in de adventstijd worden gestuurd en gaan over Kerstmis
Synoniemen
- [1]: julekalender
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- adventskalender in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk