aanvullen
- aan·vul·len
- samenstelling van aan vz en vullen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvullen |
vulde aan |
aangevuld |
zwak -d | volledig |
aanvullen
- overgankelijk het ontbrekende bijvoegen
- Iedere dag moest de supermakt zijn voorraden weer aanvullen.
- overgankelijk samen een compleet geheel maken
- De mooie das vulde het mooie pak aan.
- De norse man werd gelukkig goed aangevuld door zijn veel vriendelijkere vrouw.
1. het ontbrekende bijvoegen
- Het woord aanvullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvullen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be