aanjagen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanjagen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanjagen | aan te jagen | ||||||||
toekomend | zullen aanjagen aan zullen jagen |
te zullen aanjagen aan te zullen jagen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangejaagd | te hebben aangejaagd | ||||||||
toekomend | aangejaagd zullen hebben | aangejaagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanjagend | aangejaagd | ev. jaag aan |
mv. verouderd jaagt aan |
jage aan (bijzin) aanjage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | jaag aan | jaagt aan | jaagt aan | jaagt aan | jaagt aan | jagen aan | jagen aan | jagen aan | |||
verleden (o.v.t.) | jaagde aan joeg aan |
jaagde aan joeg aan |
jaagde aan joeg aan |
jaagde aan joegt aan |
jaagde aan joeg aan |
jaagden aan joegen aan |
jaagden aan joegen aan |
jaagden aan joegen aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanjagen | zult/zal aanjagen | zult/zal aanjagen | zult aanjagen | zal aanjagen | zullen aanjagen | zullen aanjagen | zullen aanjagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanjagen | zou aanjagen | zou(dt) aanjagen | zoudt aanjagen | zou aanjagen | zouden aanjagen | zouden aanjagen | zouden aanjagen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanjaag | aanjaagt | aanjaagt | aanjaagt | aanjaagt | aanjagen | aanjagen | aanjagen | |||
verleden (o.v.t.) | aanjaagde aanjoeg |
aanjaagde aanjoeg |
aanjaagde aanjoeg |
aanjaagde aanjoegt |
aanjaagde aanjoeg |
aanjaagden aanjoegen |
aanjaagden aanjoegen |
aanjaagden aanjoegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanjagen aan zal jagen |
zult/zal aanjagen aan zult/zal jagen |
zult/zal aanjagen aan zult/zal jagen |
zult aanjagen aan zult jagen |
zal aanjagen aan zal jagen |
zullen aanjagen aan zullen jagen |
zullen aanjagen aan zullen jagen |
zullen aanjagen aan zullen jagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanjagen aan zou jagen |
zou aanjagen aan zou jagen |
zou(dt) aanjagen aan zou(dt) jagen |
zoudt aanjagen aan zoudt jagen |
zou aanjagen aan zou jagen |
zouden aanjagen aan zouden jagen |
zouden aanjagen aan zouden jagen |
zouden aanjagen aan zouden jagen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangejaagd | hebt aangejaagd | hebt/heeft aangejaagd | hebt aangejaagd | heeft aangejaagd | hebben aangejaagd | hebben aangejaagd | hebben aangejaagd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangejaagd | had aangejaagd | had aangejaagd | hadt aangejaagd | had aangejaagd | hadden aangejaagd | hadden aangejaagd | hadden aangejaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangejaagd hebben | zal/zult aangejaagd hebben | zult/zal aangejaagd hebben | zult aangejaagd hebben | zal aangejaagd hebben | zullen aangejaagd hebben | zullen aangejaagd hebben | zullen aangejaagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangejaagd hebben | zou aangejaagd hebben | zou/zoudt aangejaagd hebben | zoudt aangejaagd hebben | zou aangejaagd hebben | zouden aangejaagd hebben | zouden aangejaagd hebben | zouden aangejaagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangejaagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangejaagd | er is aangejaagd | |||||||||
verleden | er werd aangejaagd | er was aangejaagd | |||||||||
toekomend | er zal aangejaagd worden | er zal aangejaagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangejaagd worden | er zou aangejaagd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangejaagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangejaagd worden | aangejaagd te worden | ||||||||
toekomend | aangejaagd zullen worden | aangejaagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangejaagd zijn | aangejaagd te zijn | ||||||||
toekomend | aangejaagd zullen zijn | aangejaagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangejaagd | wordt aangejaagd | wordt aangejaagd | wordt aangejaagd | wordt aangejaagd | worden aangejaagd | worden aangejaagd | worden aangejaagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangejaagd | werd aangejaagd | werd aangejaagd | werdt aangejaagd | werd aangejaagd | werden aangejaagd | werden aangejaagd | werden aangejaagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangejaagd worden | zult aangejaagd worden | zult aangejaagd worden | zult aangejaagd worden | zal aangejaagd worden | zullen aangejaagd worden | zullen aangejaagd worden | zullen aangejaagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangejaagd worden | zou aangejaagd worden | zou/zoudt aangejaagd worden | zoudt aangejaagd worden | zou aangejaagd worden | zouden aangejaagd worden | zouden aangejaagd worden | zouden aangejaagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangejaagd | bent aangejaagd | bent/is aangejaagd | zijt aangejaagd | is aangejaagd | zijn aangejaagd | zijn aangejaagd | zijn aangejaagd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangejaagd | was aangejaagd | was aangejaagd | waart aangejaagd | was aangejaagd | waren aangejaagd | waren aangejaagd | waren aangejaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangejaagd zijn | zult aangejaagd zijn | zult aangejaagd zijn | zult aangejaagd zijn | zal aangejaagd zijn | zullen aangejaagd zijn | zullen aangejaagd zijn | zullen aangejaagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangejaagd zijn | zou aangejaagd zijn | zou/zoudt aangejaagd zijn | zoudt aangejaagd zijn | zou aangejaagd zijn | zouden aangejaagd zijn | zouden aangejaagd zijn | zouden aangejaagd zijn |