aanjagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·ja·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en jagen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanjagen |
jaagde aan joeg aan |
aangejaagd |
klasse 6
zwak -d
|
volledig |
Werkwoord
aanjagen
- overgankelijk op het lijf jagen (angst)
- ▸ Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[1]
- overgankelijk voortjagen (motor)
- overgankelijk harder doen branden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aanjagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanjagen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be