aanhouding
- Geluid: aanhouding (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanhɑudɪŋ / (3 lettergrepen)
- aan·hou·ding
- Naamwoord van handeling van aanhouden met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhouding | aanhoudingen |
verkleinwoord | aanhoudinkje | aanhoudinkjes |
de aanhouding v
- het nog een ogenblik laten doorgaan, iets nog niet meteen afdoen of behandelen
- (muziek) het verlengen van een toon of rust
- (paardrijden) een licht aanhalen van de teugel
- (juridisch) het aanhouden, arrestatie
- ▸ Doe er een signalement bij met verzoek tot aanhouding en schakel Interpol in, haal alles uit de kast .[1]
- [1] uitstelling, verdaging, verlenging
- [2] fermate
- [3] ophouding
- [4] staande houden, inrekening
- bij aanhouding: voortdurend
1.
- Het woord aanhouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhouding" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Håkan Nesser“Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be