• aan·hou·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhouding aanhoudingen
verkleinwoord aanhoudinkje aanhoudinkjes

de aanhoudingv

  1. het nog een ogenblik laten doorgaan, iets nog niet meteen afdoen of behandelen
  2. (muziek) het verlengen van een toon of rust
  3. (paardrijden) een licht aanhalen van de teugel
  4. (juridisch) het aanhouden, arrestatie
     Doe er een signalement bij met verzoek tot aanhouding en schakel Interpol in, haal alles uit de kast .[1]
  • bij aanhouding: voortdurend
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be