verlenging
- Geluid: verlenging (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈlɛŋɪŋ / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vər.ˈlɛ.ŋɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈlɛ.ŋɪŋ/
- (Limburg): /vɛr.ˈlɛ.ŋɪŋ/
- ver·len·ging
- Naamwoord van handeling van verlengen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verlenging | verlengingen |
verkleinwoord | verlenginkje | verlenginkjes |
de verlenging v
- dat waarmee iets verlengd is
- De verlenging van de trein werd losgekoppeld.
- het verlengen
- Na onderhandelingen met de vakbonden zal er geen verlenging van de staking zijn.
- (sport) extra speeltijd
- Tijdens de verlenging kon de thuisploeg de eindstand vastleggen.
- [1] verlengstuk
1. dat waarmee iets verlengd is
2. het verlengen
3. extra speeltijd
- Het woord verlenging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verlenging" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be