(klemtoonhomogram)

  • aan·grij·pend
vervoeging van: aangrijpen
verbogen vorm: aangrijpende

aangrijpend

  1. onvoltooid deelwoord van aangrijpen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aangrijpend aangrijpender aangrijpendst
verbogen aangrijpende aangrijpendere aangrijpendste
partitief aangrijpends aangrijpenders -

aangríjpend

  1. aandoenlijk, ontroerend
    • Twee miljoen mensen kwamen Obama inhuldigen en niemand werd gearresteerd. Dit was iets erg aangrijpends. 
     Aangrijpende passages waarin ze Jeroens verdriet zowel mentaal als fysiek beleefde.[1]
     Dat is iets wat kunstenaars altijd hebben geweten, en daarom kunnen we het relaas van een bekwame verhalenverteller over een kind dat zijn favoriete speeltje is kwijtgeraakt als veel aangrijpender beleven dan het bericht in de ochtendkrant over de dood van 10 000 strijders in een bloedige burgeroorlog aan de andere kant van de wereld.[2]
stellend
onverbogen aangrijpend
verbogen aangrijpende

áángrijpend

  1. onvoltooid deelwoord van aangrijpen: de in dit punt aangrijpende vectoren.


98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]