• Schtee·bock
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - - der Schteebock - - - - - -
datief - - - em Schteebock - - - - - -
accusatief - - - der Schteebock - - - - - -

Schteebock, m

  1. (sterrenbeeld) het sterrenbeeld Steenbok
  2. (astrologie) teken van de dierenriem Steenbok (22 december tot 19 januari)
Dierkrees
 
Widder
 
Schtier
 
Zwilling
 
Grebs
 
Leeb
 
Blummefraa
 
Wog
 
Skorpion
 
Schitz
 
Schteebock
 
Wassermann
 
Fisch